DE DICHTERS

ZIJN nerveus, bloednerveus tussen neus en kin
                                               de lippen
roven vrouwentongen op sterk water
                                   water dat zijzelf verdunnen
                                   verdunnen met dronkemanspraat
                                   de maan draait door
door het vingerknippen van de dichters

EEN knipt door
                        valt neer
                        daaronder het geschuifel van de stoet
                        weer een wake voor een gevallen dichter


DE val is goed
zij is
zoo mooi diep en waarachtig
in de val vindt de dichter

                       zijn lezers

ZIJN lezers zijn zoo
                je tuit je oren
hun lippen bewegen
als vissen op het droge
                      en
                      dan weet je ineens
                      in een tel
                      in een flits
                      in een seconde
                      hoeveel lucht in een lezer gaat

LET OP
                       het zwart in je ogen
ziet de trompet van een heilsoldaat
dan donder je er een tegen de dakgoot
het licht is twee kranten oud
en naast zijn houten been
                vallen
slechts beduimelde bijbelspreuken

TIJD en toeval treft hen allen
de avond wordt kil
                         killer de nacht
het kilst de dood die de trein mist
afgrijselijke cadans
verkeerd spoor
                     waar een dood is is meer

 

 

DE dood is goed
zij is
zoo mooi diep en waarachtig
in de dood vindt de dichter

                          het scherpst van de snede
                         de kom van het volledig leven

het gedicht is er door
 

zijn ogen weer rustig
kalm als een bootje

                        in de nachtblauwe zee

het hart opgevouwen
schoon in de kast

HIJ IS GERED


AMEN


Dit gedicht is geïnspireerd op het gedicht ‘De moordenaars’ van Paul van Ostaijen uit de bundel ‘Feesten van angst en pijn’. Deze bundel verscheen rond 1919.

inhoud  --  volgende
 

.