Madame Bot valt .....

–uit de boot­–

Madame B. ......met haar vliegerhoedje....... gaat uit vissen.......
varen over de baren des geestes.....gaat voor anker in de rivierbocht ‘linke soep’.....
en werpt haar telescoop uit.

Verschanst in de rietkraag, waant zij zich in Gods verrekijker. (diezelfde God, die zondagsgoochelaar, tuurt door het Petrischaaltje, grijnst en denkt aan Mengele’s experimenten.) Diezelfde B. zit graag ...........daar aan die waterkant........ so ein biβchen ins blaue hinein zu filosofieren.......... .ja, zij is een denkmeisje..........och, arm bottehoofdje
 

Terwijl B. naar de dobber staart, herinnert zij zich de geboden........

........wacht tot het rode licht gedoofd is........ er kan nog een God komen...........

Maar al gauw laat labot de geboden de vrije loop ........ en dan neemt het oeverloze gezever een weergaloze aanvang...... Vanwaar komen de golven. Hoe ervaar ik eenheid in veelheid...... Wiens ik ben ik...........

Soms wordt diezelfde labot, die mallabot daarvoor geholpen. Samen met de grachtengoeroe Dr. Keller brandt ze kaarsjes en zingt ze.... let it flow....het eind-al-goed mantra.

Het ligt voor de hand ............... maar toch..... vangt diezelfde Bot bot. Blootshoofds, maar elegant schikt mevrouw B. zich in haar lege handenlot. Opeens ziet labot hoe de wolken lijken op de watten in haar verbandtrommel...... Verdomd dit is nu typisch iets waar mevrouw B. stil van wordt. En, ja hoor.......... larielabot voelt de waterlanders al stromen........ warempel, weer een inval.... Gods verbanddoos is er ook voor u.......!!!

ja, juist op zulke momenten mist mevrouw B. haar man, haar eigenste Janneman.

Regelmatig bladert zij in het aantekenboekje van haar man en leest:

73. Uitvluchten vinden. Hierdoor redden intelligente mensen zich uit moeilijke situaties. Met de zwier van een gevatte opmerking ontsnappen zij uit de meest ingewikkelde doolhof. De hachelijkste onderneming ontlopen zij door een lenige zwenking ven het lichaam.

(Uit: handorakel en kunst van de voorzichtigheid van Balthasar Gracián.)

Daaronder in potlood : zalig is de zwenking van háár lichaam (dus niet het hare).

ja, diezelfde B. wordt daar wel weer wat narrig van, het was immers al te klassiek.
Jeanne, de buurvrouw............ nee, genoeg geëmmerd. Van de doden niets dan goeds.....

 

Bot ziet zichzelf als een cartoon. Een wat zorgelijk vrouwtje met een vet schortje, balancerend op een keukentrapje.

De val is iets wat mevrouw B. boeit. In de val ligt alles, het begin, het einde, de hele ratsmodee. Toch heeft diezelfde B. helemaal geen valtalent........misschien een aanzet........ een aanzet tot struikelen....... en dan nòg latent. Nee, labot is slapstick met reuma.

Maar toch is die labbekak van een bot de pineut. Gods geest waart over de wateren........

de motor valt uit............de storm splijt de mast
labot doet haar zwembandjes om................schreeuwt ‘vanwaar komen de golven


en lazert uit de boot

haar armpjes klapwieken in de golven
het bottekopje gaat ten onder

en telkens als de storm raast
ritselt het riet ‘Was ik mijn naaste


inhoud  --  volgende