GRONDDRIFT (1)


1.

Hij breekt mijn tong, ik
stok zijn adem.
hij mij pijn, ik nog harder
Au, kusje, over, nog een keer
zijn kop op drift, nergens grond
ik strooi brood en witte kiezels
zijn hoofd valt uiteen, zijn tong
schuurt over de bodem
ik open mijn schoot


2.

We zien geen hand voor ogen, zijn
vingers, mijn vingers of is
dat hetzelfde, brengen de plooien in kaart
meten het vocht, peilen de diepte, bijten
in het stof, een gehaaste expeditie, het
staat ons aan de lippen

ik ook van jou
hoeveel?
twee duim diep


3.

Het licht veegt de vloer
aan, het bed splijt
de spiegel breekt
twee, acht, tien
weg
hij brekebeent,
trekpoot zijn merg
door mijn been


4.

Hij, mijn wapenbroeder, mijn slager
slaat zijn dolk in mijn hart

werpt mij in de lucht
ik breek mijn vleugels, kortwiek
de val, hij vangt me

‘Hoe kun je’ en zowaar
hij kijkt, niet terloops
maar recht in de val


5.

Heb het hart
Lees mij niet de les
Zo zijn onze manieren



inhoud  --  volgende